“Ik spaar vanaf september voor de Sint. Dat is het laatste wat ik wil laten vallen. Mijn kinderen een cadeau geven betekent heel veel voor mij.” In de groep valt een ingetogen stilte. We zijn in Staden op een dialoogavond rond armoede. Stefanie is aan het woord, een moeder van vijf kinderen die omwille van tegenslagen een leven in armoede leidt. De andere tafelgenoten zijn jongere en iets oudere vrouwen die een inleefweek armoede achter de rug hebben. Zij horen tot de meer dan tweehonderd streekgenoten die op uitnodiging van lokale organisaties – uit (vooral) Roeselare, Staden, Wevelgem en Kortrijk – en Vormingplus een week lang geleefd hebben als leefloner: 60 euro voor een alleenstaande, 140 euro voor een gezin van 2 kinderen.
Volgens de statistieken is het risico op armoede in dit deel van West-Vlaanderen de voorbije tien jaar sterk gestegen. Vandaag worden meer dan acht op de honderd kinderen geboren in een gezin met kansarmoede. In een aantal steden gaat het zelfs om meer dan twaalf op de honderd kinderen. Dit is een droge statistiek, een cijfer dat je rationeel kan wegplaatsen en waarna je snel kan overgaan tot de orde van de dag. Mensen die de inleefweek armoede beleefden wilden ook eens weten wat achter dit cijfer schuilt.
“Help ons er uit raken”
De ervaring om een week met weinig geld te moeten rond komen geeft te denken. “Aankopen voor heel de week of langer zijn moeilijk omdat je onverwachte kosten niet kan inschatten”, schrijft een moeder in de Facebookgroep waar deelnemers hun ervaringen konden delen. “Voortdurend bezig zijn met tellen, aarzelen, afwegen om al dan niet iets te kopen. Het kost veel energie. Schaamte om je kinderen minder te kunnen geven dan ze gewend zijn. Sociaal isolement dat om de hoek loert. Voelen is echt iets anders dan weten. Wat rest: oeverloos respect voor alle mensen die dit niet één week meemaken maar jarenlang”, schrijft een andere moeder. Door de ervaring en de dialoog erna werd voor veel deelnemers de idee ontkracht dat armoede iets is waar je zelf kan uit raken. “We hebben hulp nodig om er uit raken”, klonk het aan vele dialoogtafels.
Niet enkel betrokken vaders en moeders namen deel aan het experiment, ook professionals die dagelijks in aanraking komen met armoede. Zo namen in Roeselare en Staden heel wat OCMW-medewerkers deel aan de inleefweek: “Wij keren leeflonen uit, maar we wilden ook wel eens weten of wat wij doen eigenlijk een wezenlijk verschil maakt, en met welke problemen mensen in armoede nog worden geconfronteerd. Het gaat niet enkel over een tekort aan geld.” Ook medewerkers van de welzijnsdienst van de Provincie West-Vlaanderen namen de kans om armoede vanuit een andere positie te ervaren.
Van inleven naar dialoog
Inleven is een aanzet. Dialoog is de tweede stap. Niet enkel inlevers en mensen in armoede gingen in dialoog.

In Kortrijk gingen mensen in armoede in dialoog met het beleid om hun zorgen en wensen over te maken. “Ik heb jullie signalen goed opgevangen”, zei de OCMW-voorzitter er namens de OCMW-raad, na een sterk inhoudelijk debat waarin thema’s als wonen, mobiliteit en vrije tijd aan bod kwamen. Met een vervolgafspraak op zak werd afscheid genomen.
In Roeselare stonden volwassenen en jongeren van armoedevereniging T’Hope samen op de planken in de voorstelling “De man met de vogelkooi”. Een beklijvend statement over isolement en kansen kunnen krijgen.
Een aantal deelnemers van de inleefweek armoede vulden in oktober een briefkaart in met wat hun het meest is bijgebleven en wat hun engagement kon zijn op basis van deze inleefweek armoede. Vormingplus steekt die kaarten binnen enkele maanden op de bus, benieuwd wat die week de voorbije maanden teweeg heeft gebracht. Zelf engageren we ons om mensen in armoede stem te helpen vormen en de dialoog te helpen organiseren met de wereld rondom.
Tekst: Bart Noels