Een onopvallende gevel in de schaduw van de Sint-Salvatorkerk van Harelbeke verbergt een drukte van jewelste. Een 25-tal OCMW-cliënten en -medewerkers zijn er druk doende en in de weer: met het zagen en schuren van houten wanden, met het voeren van een discussie, met het presenteren van een video-installatie. We konden enkele van de deelnemers en begeleiders strikken voor een gesprek over ‘Ontmoeting verbeeld(t)’, het project van OCMW Harelbeke en de collega’s uit Waregem. Beiden sloegen de handen in elkaar voor een sociaal-artistiek project, ondersteund door Vormingplus Midden- en Zuid-West-Vlaanderen en de sociaal-artistieke werking Wit.h.
Waarom dit project?
Linda Accou (stafmedeweker bij Vormingplus) antwoordt: “Vormingplus organiseert al vele jaren vorming voor OCMW-cliënten. Daaruit bleek hoe belangrijk ‘ontmoeting’ tussen cliënt en maatschappelijk werker is. Uit gesprekken met beide groepen groeide het idee om deze ontmoeting te ‘verbeelden’, en hierover samen te reflecteren: hoe wordt die ontmoeting ervaren? Op welke grenzen en obstakels botsen zowel cliënten als maatschappelijk werkers? Wat zouden we van elkaar kunnen leren om de ‘beschermwaardigheid’ te versterken?”
“Om de rijkdom aan ervaringen uit deze ontmoeting toonbaar te maken voor een breed publiek, maar ook om de reflectie hierover te stimuleren voor andere hulpverleningsorganisaties, werd gekozen voor het opzetten van een sociaal-artistiek project. Dit project, dat tegelijk een proces was, moest een artistieke verbeelding van al die ervaringen en reflecties opleveren.”
“Je komt verder als je meer toelaat”
Volgens Claudine, deelnemer aan het project, is er veel verborgen armoede in de samenleving. “Mensen durven vaak niet naar het OCMW stappen. Daarom willen we de drempel om naar het OCMW te stappen lager maken. Dat doen we door een situatie te creëren die er normaal niet is. Het contact tussen hulpverlener en -vrager is hier anders, het is intenser. Een tafel is er vaak om dat onderscheid te maken, maar hier zitten we allemaal rond de tafel en dat toont dat we hier een andere rol opnemen. We zijn hier met eenzelfde doel, om het project te doen slagen.” Een andere deelnemer, Hilde, erkent dat het niet evident is om aan een dergelijk project deel te nemen. “In het begin is wat zenuwachtig; je kent de anderen niet of minder goed. Maar we werken steeds in andere groepjes, en zo leer je iedereen kennen. Als ik mij goed voel in een groep, dan ga ik er helemaal voor. Niemand oordeelt over de situatie waarin iemand anders zich bevindt.” Isaura knikt: “Doorheen dit project leer je de mensen beter en op een andere manier kennen, en besef je dat iedereen in hetzelfde schuitje zit.“
Sofie Verhelst werkt als maatschappelijk werker bij het OCMW Harelbeke. Zij bedenkt dat er bij maatschappelijk werkers wel eens gedacht wordt dat ze zich moeten afschermen. “Maar ik geloof dat je verder komt als je meer toelaat, meer openstaat voor de verhalen. Je mag als OCMW-medewerker dicht staan, er hoeft niet per se afstand te zijn. Maar dat is gemakkelijker gezegd dan gedaan: je wil de afstand zo klein mogelijk houden, maar die blijkt altijd groter dan gedacht omdat de verhalen van de mensen zo hard aankomen.”
Claudine reflecteert over de relatie tussen OCMW-cliënt en maatschappelijk werker, en hoe ‘Ontmoeting verbeeld’ die heeft veranderd: ”er is een band ontstaan, die aantoont dat het contact anders kan, meer vertrouwelijk.” “Het is meer een relatie van mens tot mens, en minder van cliënt naar hulpverlener. Dat vergroot ook onze zelfstandigheid”, aldus Hilde.

Eigen rugzak
“Het gaat om het samen beleven”, zegt Linda. “We hebben allemaal een eigen rugzak die we op onze schouders dragen. Waar het in deze situatie om gaat is datgene wat we nu denken en voelen, net omdat er samen iets gemaakt wordt. Er is niet alleen verbondenheid omwille van de miserie. Hier laten we de klaagzang aan ons voorbij gaan en zoeken we de verbondenheid omwille van een gezamenlijke actie. Eenmaal dit project is afgelopen worden de ‘oude rollen’ van hulpverlener en -vrager terug opgenomen. Dat is onvermijdelijk. Maar beiden hebben wel geleerd dat het contact ook anders kan verlopen.”
Rie Vanduren van Vormingplus omschrijft haar taak binnen ‘Ontmoeting verbeeld’: “mijn rol als vormingswerker bestaat er in om, waar nodig, vertaler te zijn, zodat mensen vanuit hun eigen wereld de anderen in het project kunnen begrijpen, kunnen volgen in hun manier van spreken, hun doen en laten. Daarnaast vinden we het aspect (zelf)reflectie belangrijk tijdens het gebeuren.”
Rie rekent uit. “We zijn met een kleine 25 deelnemers gestart en hebben het project ook zo goed als voltallig kunnen afronden. We voorzagen twee halve dagen om te beslissen waar we als groep naar toe wilden. Daarna volgden 4 volle dagen om aan het project te werken.”
Wanneer we op bezoek komen is groep samen voor de laatste bijeenkomst. Dat doet hen uitkijken naar de publicatie en de tentoonstellingen in Harelbeke en Roeselare eind februari 2015 (dit interview werd afgenomen half januari, nvdr). Ze blikken ook tevreden terug op het gelopen traject en maken plannen voor de toekomst.
Zwart gat
“Hoe ik het ‘zwart gat’ probeer tegen te gaan?” vraagt Claudine retorisch. “Ik zou graag met dezelfde groep een ander project opzetten. Dat kan bijvoorbeeld een gezamenlijk ontbijt zijn, of samen koken,… Het liefst zou ik een soort praatcafé opstarten, waar iedereen terecht kan: jong, oud, man, vrouw. Maar het is belangrijk dat we hiervoor zelf initiatief nemen en ideeën verzamelen. We zien dit enthousiasme hier al ontstaan: mensen brengen spontaan desserts mee naar de bijeenkomsten. Dat vergroot ook de samenhang in de groep.” Hilde sluit zich hierbij aan: “we voelen ons sterker door dit project. Nu moeten we een locatie zoeken waar die ontmoeting verder kan plaatsvinden. Maar het zou bijvoorbeeld ook fijn zijn als we eens naar een voorstelling in het cultuurcentrum kunnen gaan kijken.”
Jonas Vansteenkiste, kunstenaar en freelance medewerker van vzw Wit.h, stond samen met zijn collega Joris Van der Borght in voor de artistieke begeleiding. Hij is bescheiden over zijn inbreng in het project: “mijn rol als kunstenaar in dit project werd ingevuld in functie van wat de groep wou. Ik dirigeer niets, ik ben meer de aanstoker, de ondervrager. Ik creëer meer een probleem. We moesten een passend beeld vinden voor de titel van het project. Het mocht niet te anekdotisch zijn, het moest kunnen activeren voor wie het beeld ziet, reflectie opwekken. Niet alleen voor de deelnemers aan dit project, maar ook voor wie niets weet van het proces.”
Handen als symbool van ontmoeting
Hilde gaat concreter in op de manier van werken: “er werd tijdens dit project veel gewerkt met handen. Ze symboliseren de ontmoeting tussen mensen: we schudden elkaar de hand, leggen troostend onze handen op iemands schouder,…. Daarom filmde Jonas de gesprekken die we met elkaar voerden, vooral dan onze handen. De klank werd later weggehaald. Dan zie je hoe veel mensen ook met elkaar communiceren met hun handen.” Jonas: “ik vertelde niet dat ik de handen aan het filmen was. Het was interessant om te zien dat er spontaan veel non-verbale communicatie gebeurde met de handen. Toen ik vertelde wat ik aan het doen was en vroeg om dit te herhalen, verliep het veel minder spontaan.”
“Dat is één manier om de ontmoeting te verbeelden. Maar het aspect ‘ontmoeting’ houdt ook altijd in dat er een moment voorafgaand aan die ontmoeting is, en een moment daarna. We hebben dit trachten te verbeelden als iemand die alleen in het donker zit. Opnieuw heb ik alleen de handen gefilmd.”
Hilde denkt terug aan het moment dat dit beeld tot stand kwam: “het verwijst naar het eerste gesprek met een OCMW-medewerker, het moment waarop je alleen bent en het gesprek afwacht. Vandaar de titel van dit onderdeel: ‘Solo’ verwijst naar het alleen-zijn vooraf en na deze ‘gedwongen ontmoeting’.” Jonas vult aan: “het was belangrijk in dit deel van het proces om te vragen hoe zo’n situatie voelt, en dit dan mee te nemen in de video.” Het resultaat mag gezien worden: “ik hou van de combinatie van beelden en muziek”, zegt Hilde.” Als ik alleen in de ruimte ben raak ik bijna in trance.” Isaura verwoordt het als volgt: “het is alsof je een kerk binnenkomt, het is heel sacraal. Je wordt er rustig van, daar zorgen ook de kleuren voor.”
Veel minder rustig gaat het er aan toe in de garage, waar de laatste hand wordt gelegd aan twee praatpalen. Jonas verklaart: “een praatpaal langs de autostrade is er meestal om een oproep te doen. Met deze praatpalen willen we het omgekeerde doen: de praatpaal praat tegen wie luistert. We willen verschillende verhalen van mensen uitzenden, in verschillende talen. Ook op die manier kan ontmoeting ontstaan en verbeeld worden. Zonder beeld deze keer, enkel met klank. Er is een verschil tussen het gebruik van beeld en klank: het filmen van de handen verbeeldt ontmoeting op een symbolische manier. De praatpaal is meer een aanklacht en werkt ook ontwapenend. Beelden gebruiken is minder eenduidig, maar op een andere manier pakkender, denk ik.” Linda vult aan: “als je ze samen ziet zijn ze een soort totaalervaring.”
Zoveel mogelijk mensen bereiken, dat is ook de bedoeling. Jonas: “We zouden graag zien dat deze praatpalen een duurzame plaats kunnen krijgen op een locatie in Harelbeke en Waregem. Er zijn veel voorstellen gedaan: een plaats op de markt, op het stadhuis, het station, er kan misschien zelfs een praatpaal staan in het Provinciehuis Boeverbos in Brugge.”
Vooroordelen
Hilde zou het fijn vinden als de tentoonstelling de blik van mensen doet verruimen. “Ik denk dat mensen verrast zullen zijn dat het OCMW ook dergelijke dingen doet.” Volgens Claudine kan het zelfs taboedoorbrekend weken. “Het is niet omdat je geholpen wordt door het OCMW dat je niet in staat bent om mee te doen aan dit project. Ik ben benieuwd welk publiek we gaan bereiken.”
Voor Aisha, die afkomstig is uit Somalië en vier jaar in België woont is het extra bijzonder. “Aanvankelijk werd ik moeilijk aanvaard in Harelbeke, ik kende er ook weinig mensen. Onbekend maakt onbemind, maar nu gaat het al beter. Mensen hebben ook een bepaald beeld van van wie naar het OCMW gaat. Maar eigenlijk weten ze niets, ze hebben enkel een bepaald idee of een vooroordeel.”
Linda duidt dat er vooroordelen in beide richtingen zijn. “We hebben gemerkt dat ze ook bestaan bij cliënten over maatschappelijk werkers. Tegelijk werd tijdens de eerste bijeenkomsten al duidelijk hoe sterk de gezamenlijke zorg is voor mensen met problemen en dat er ook onmacht is om altijd een antwoord klaar te hebben.”
Over vooroordelen gesproken: Ook Jonas Vansteenkiste kreeg als kunstenaar af en toe commentaar op zijn engagement binnen ‘Ontmoeting verbeeld(t)’. Was dat wel goed voor zijn geloofwaardigheid als kunstenaar? “Ik vind dat kunstenaars meer en meer in de samenleving moeten staan. Bovendien zijn ze ook vaak het slachtoffer van vooroordelen. Kunst kan wel degelijk méér zijn dan een hobby, het wordt alleen vaak niet serieus genomen, vooral dan de beeldende kunst. Maar we hebben als mensen nu elk een ander vocabulaire waarmee we ons uitdrukken. Door samen te werken creëer je iets unieks.”
De artistieke insteek van project kon de deelnemers bekoren. Claudine geeft toe dat ze altijd al gedacht had dat kunstenaars “speciale, maar interessante mensen” waren. “Ze durven uitkomen voor hun ideeën en willen ze zoveel mogelijk uitdragen.” Hilde beaamt dit: “ik was altijd al geïnteresseerd in kunst, maar nu nog méér. Ik voel mij nu zelf ook wat kunstenaar.” Claudine gebruikt liever een andere term: “wij zijn acteurs.” Jonas komt met nog een andere benaming op de proppen: “Het is belangrijk dat de deelnemers aan dit project ambassadeurs zijn.”
Naast de tentoonstellingen in Harelbeke en Waregem verschijnt nog een publicatie over dit project. “Hiermee willen we in allerlei groepen en organisaties de ontmoeting tussen cliënt en professionele medewerker ter sprake brengen. Hopelijk kan het hen inspireren”, aldus nog Rie Vanduren.
Tekst: Maarten Vanhee
Meer info over ‘Ontmoeting verbeeld(t)’ op www.vormingplusmzw.be/ontmoetingverbeeldt