Met de tweede editie van het Sterrenbanket op zondag 17 september 2017 breiden Stad Kortrijk en OCMW Kortrijk een vervolg aan de succesvolle eerste editie van 2015, met 2600 vegetarisch maaltijden en 2300 desserts op basis van voedseloverschotten.
Het initiatief vestigt de aandacht op het streven naar een duurzaam voedselsysteem, een ambitie die ook spreekt uit de beleidskeuzes van OCMW Kortrijk. “Je moet niet ‘een beetje’ aan armoedebestrijding doen, maar wel op alle fronten, op alle fronten tegelijk en op al die fronten intens.” Een gesprek met schepen van Armoedebestrijding Philippe De Coene, kabinetsmedewerker Maxim Veys en Arnout Vercruysse, verantwoordelijke binnen het OCMW Kortrijk van het voedselherverdeelproject Food Act.
Veys schetst de oorsprong. “Om Food Act te begrijpen moeten we terug naar 2013. De nieuwe stadscoalitie had als ambitie om gezond eten te promoten bij de burgers. Een ambitie die werd vastgelegd in het bestuursakkoord, het zogenaamde Plan Nieuw Kortrijk, maar ook in het armoedebestrijdingsplan van het OCMW. Het hele voedselbeleid valt dus binnen twee grote bevoegdheden: enerzijds het sociaal beleid van het OCMW en anderzijds het verhaal van korte keten en duurzaamheid, dat past dan weer binnen het verhaal van Kortrijk Klimaatstad.”
Vercruysse: “De start van Food Act ligt in het armoedebestrijdingsplan van het OCMW, meer concreet in de actie ‘gezonde voeding voor iedereen’, dat werd opgesplitst in vier concrete deelacties: de opstart van een sociale kruidenier, het creëren van een volksrestaurant, het verbeteren en versterken van de voedselherverdeling en het aanbieden van betaalbare voeding. We zijn nu volop bezig met drie van die acties. De opstart van een sociale kruidenier is deels ‘on hold’ gezet, en zal wellicht niet meer worden gerealiseerd omdat Food Act daar is tussen gekomen en van in het begin ondersteuning bood aan de bestaande diverse voedselverdeelorganisaties in Kortrijk.
“We zouden zelf een aanbod kunnen hebben”, vult schepen De Coene aan. “We hebben in aankoop en verdeling immense circuits van voedsel, al is het maar omdat we 110 000 maaltijden bereiden in onze wijk- en dienstencentrarestaurants en maaltijden verdelen aan huis. Het OCMW maakt tussen de 300 000 en 400 000 maaltijden op jaarbasis. We zouden daar een sociale kruidenier kunnen bij maken, maar de organisaties bestaan al en zij bereiken mensen, dus wij kiezen ervoor hen te versterken. En deze vaak religieus geïnspireerde organisaties (De Vaart, Ichthus, … ) hebben, door het creëren van een lerend netwerk, de omslag gemaakt van het charitatieve naar het ‘empoweren’ van mensen.
Veys: Die beweging willen wij mee ondersteunen, want het is ook onze visie in het armoedebestrijdingsplan. Niet voor niets luidt de slogan van het OCMW ‘Power to the people’.
Vercruysse: Die ondersteuning gebeurde allereerst door in gesprek te gaan en te luisteren naar de noden van de voedselverdeelorganisaties: wanneer zijn ze geopend? Wat bieden ze (niet) aan, wie zijn hun klanten? Maar ook: wat zouden ze graag willen aanbieden? En daar kwam unaniem verse voeding (groenten, fruit, vlees, vis en brood) naar voor. Want dat zijn producten die ze via de bestaande leveranciers – lees: de voedselbank West-Vlaanderen – niet krijgen. De Voedselbank ontvangt via de industrie en Europa goederen en kunnen dus niet bij een lokale retailer aankloppen om te horen of daar overschotten zijn van deze verse producten.
De Coene: Die omslag van voedselherverdeling naar sociale kruidenier is een gezonde evolutie, omdat je de mensen een actievere rol geeft en ze doet kiezen tussen een groter gamma aan producten. Daardoor zijn ze niet aangewezen op ‘wat er vandaag van de camion is gevallen’. Dat is niet alleen zeer vernederend, dat is ook zeer eng. Het klassieke voorbeeld zijn mensen die dagen na elkaar linzen kregen. Die worden soms als ondankbaar aanzien omdat ze het eten dat ze krijgen weggooien. Kan je echter zelf iets kiezen, dan smijt je het wellicht minder snel weg.
Armoedebestrijding is stenen durven opheffen
Vercruysse: Daarnaast zijn er ook begeleidende maatregelen die worden aangeboden vanuit het OCMW en de voedselverdeelorganisaties. Vroeger kon je bij hen rechtstreeks aankloppen en kreeg je elke twee weken je voedselpakket. Veel méér gebeurde er niet. Met Food Act worden mensen verplicht om in de drie maanden daarna naar het Sociaal Huis te komen en samen te kijken naar hun financieel-sociale situatie. En dan blijkt dikwijls dat mensen recht hebben op bepaalde vergoedingen en tegemoetkomingen waar ze het bestaan niet van wisten. Het is door dat contact en die doorverwijzing vanuit de voedselverdeelorganisaties dat hun situatie versterkt wordt. Die toeleiding naar het Sociaal Huis is de bedoeling en ook de voorwaarde, maar het slecht ook drempels.
De Coene: Je moet als OCMW zoveel mogelijk vermijden dat mensen naar je moeten toe komen. Daarom proberen we altijd daar te zijn waar de mensen zijn. Want onderschat toch niet de stap om naar het Sociaal Huis te komen. Als je weet dat er veel mensen in een kwetsbare situatie naar de sociale kruidenier of de voedselbank komen, en als je die locatie gebruikt en je er je dienstverlening organiseert in die vertrouwde omgeving, heb je meer kans op een groter en intenser bereik en capteer je meer vragen van mensen. Als je hen rechtstreeks aanspreekt heb je omwegen vermeden en ben je een veel slimmer OCMW of lokaal bestuur. Dat is de aanpak die we willen huldigen.
ocmw-kortrijk-logoMaar dat is tegelijk een gevaarlijke piste. Radicale armoedebestrijding is een vliegwiel. Als je dat serieus doet moet je je bewust zijn van een groter aantal vragen dat op je afkomt. Als iedereen zou opvragen waar hij recht op heeft zouden we een probleem hebben. Omdat de teams niet sterk genoeg zijn om al die vragen, die gerechtvaardigd zijn, te capteren. Vandaar dat er bijna een sluipende medeplichtigheid is in structuren die de stenen niet durven opheffen, want “wat gaan we daar onder vinden”? Onze aanpak bestaat er in om die stenen op te heffen.
Die visie maakt deel uit van een soort holistische aanpak. Voor ons is de lijn: je kan armoede niet een beetje bestrijden. Als je armoede bestrijdt moet je dat doen op alle fronten, op alle fronten tegelijk en op al die fronten intens. Dat neem ik overheden boven ons kwalijk: dat ze een beetje bezig zijn. En dan komen we bij gezonde voeding, omdat dat ook deel uitmaakt van een volledige ketting in het leven van mensen: gezondheid en ziekte worden nogal sterk bepaald door voedselpatronen. Genoeg, gezond en betaalbaar eten hangt allemaal samen.
Je kan zeggen dat voedsel geven aan mensen, via het herverdelen van voedsel, het bestrijden is van de gevolgen van armoede. Dat is waar, maar op lange termijn is het ook preventieve armoedebestrijding. Fysieke problemen worden vaak veroorzaakt door een te veel aan vetten of suikers in de voeding, door een gebrek aan een evenwichtig voedingspallet. Als mensen zich voeden met ersatz-producten mag je niet verwonderd zijn dat hun gezondheid daardoor niet bevorderd wordt. Bovendien hebben ze niet altijd toegang tot gezondheidszorg en worden bezoeken aan de huisarts, de tandarts of het ziekenhuis uitgesteld.
Dat allemaal samen leidt tot een kloof tussen zij en mensen die financieel, en daardoor qua gezondheid, in betere conditie zijn. Daaraan zie je dat je eerder doet alsof je bezig bent als je niet op alle fronten tegelijk zeer intens inzet. Wat ik regeringen nu en voordien kwalijk neem – maar het is ook voor eigen deur vegen – is dat men zegt dat men er mee bezig is, maar dat men er vooral een klein beetje mee bezig: met een pilootproject, iets dat in het oog springt. Dan kom je al snel uit bij voedselherverdeling. Dat is op zich zeer nuttig en nodig, maar het is maar een onderdeel. Je kan verspilling en tekort op elkaar afstemmen, maar dat is nog altijd zeer passief, want dan kom je dikwijls uit bij producten die lang houdbaar zijn, de zogenaamde hamsterproducten: droge koeken, rijst, beschuiten,… Maar de vraag is: wat heb je eigenlijk tekort?
Food Act: project wordt reguliere werking
Vercruysse: Naast het verbeteren en versterken van de voedselbedeling en het activeringsverhaal van het OCMW was er op hetzelfde moment ook een oproep van POD Maatschappelijke Integratie om mensen te activeren, toevallig binnen het thema voeding. In het achterhoofd hadden we die bevraging bij de voedselverdeelorganisaties waaruit bleek dat ze tekorten hadden en zelf geen mogelijkheden zagen om die tekorten op te sporen. Daarom heeft het OCMW een project ingediend om een soort voedselhulpnetwerk te ontwikkelen, met leerwerknemers (mensen die geactiveerd worden), om binnen de grenzen van Kortrijk op zoek te gaan naar voedseloverschotten en die onmiddellijk te herverdelen naar de voedselverdeelorganisaties, zodat ze antwoord kregen op hun noodkreet, en mensen geactiveerd werden om sterker te staan op de arbeidsmarkt.
Dat project ging van start in augustus 2014 tot maart-april van 2015. De cijfers waren vrij indrukwekkend: de hoeveelheid voedsel die we ophaalden en verdeelden, maar ook de gevolgen voor de voedselverdeelorganisaties en voor de mensen die er naar toe gaan. Het OCMW kon bijna niet naast die resultaten kijken. Dus een project werd reguliere werking.
Ik woon zelf in Kortrijk en wist waar groenten en fruit verhandeld werden, welke landbouwers er zijn, waar de winkels en bakkers zitten. Geleidelijk aan werd de puzzel gemaakt. We zijn gestart met de Groothandelsmark in Heule, later kwamen er bakkers bij en de warenhuizen Albert Heijn, Delhaize (dat later ook weer is weggevallen), Metro, Lidl, Colruyt, … In totaal 12 à 13 aanbieders, en dat zijn voldoende kilo’s om nog dagelijks te kunnen verdelen. Vanuit Food Act zouden we gerust 300 of 400 kg per dag méér kunnen ophalen, maar het voedsel zou dan niet meer voedselveilig kunnen worden verdeeld.
Voedseloverschotten: van passief naar actief
Vercruysse: net vóór de start van Food Act kwam Delhaize zelf naar ons met de vraag om dagelijks de overschotten in de winkels op te halen. Met succes, zeker in het begin. Maar er schuilt een nadeel in dit systeem, waarbij voedselverdeelorganisaties tijdens de openingsuren in de winkels zelf in de rekken de producten met een geel label moeten uitscannen en meenemen naar de eigen organisatie, nl. dat is de producten de dag nadien al niet meer mogen worden verdeeld. Ook logistiek was dat een zeer lastig procedé. Per winkel verloren we veel tijd.
Delhaize in Kuurne is dan gestopt, maar naar de winkels aan de Gentpoort en in de Loofstraat mochten we blijven gaan. In de omgeving van de winkel aan de Gentpoort is er echter kansarmoede, en in de buurt van de Loofstraat wonen veel studenten. Beide groepen zoeken vaak naar producten die goedkoper zijn geprijsd aan het einde van de dag. Dan zit je in de winkel zelf met een discussie: aan wie behoren de voedseloverschotten dan toe? Delhaize zal uiteraard zeggen aan de klant, want die betaalt ervoor, maar voor ons was dat een heel ondankbare situatie.
Bovendien zat er een reserveringssysteem achter: als Delhaize ziet welke producten werden opgehaald, werden ze niet meer besteld.
De Coene: De stroom droogde vanzelf op. Wij waren een dankbare monitor. Dankzij ons kon Delhaize zien wat goed verkocht en wat niet. We waren een gemakkelijke opkuis voor producten die bijna op vervaldatum zaten én we waren een goede graadmeter wat niet meer moest besteld worden. Het is een mengvorm van mercantilisme en menslievendheid, en dat is op zich niet erg, zolang je dat op voorhand weet.
Vercruysse: zij waren wel de eerste, dus alle eer en verdienste aan Delhaize, omdat ze veel in gang gezet hebben.
De Coene: Colruyt wou van meet af aan een ander gesprek. Want om neutraal te zijn hebben we alle grote retailers aangeschreven om niet verdacht te worden van een unieke relatie OCMW-Delhaize. Het liep aanvankelijk niet over van reacties, maar wel vrij snel van Colruyt, dat van alles wou doen, maar niet volgens het systeem-Delhaize. Dat was veel te passief. Daarom hebben we, samen met hen, we een systeem uitgedokterd dat resulteerde in ‘Aan tafel in 1-2-3 euro’, met de uitgave van budgetvriendelijke kookboekjes.
Leren kopen en leren koken, daar gaat het eigenlijk om. De retailers hebben daar een niche van klanten gevonden, maar wij hebben als voorwaarde gesteld dat men o.m. met die receptenboekjes ook elders moet kunnen kopen, ook al is het zo dat Colruyt gemiddeld genomen vaak de goedkoopste winkel is.
Vercruysse: Colruyt heeft in co-creatie met het OCMW Kortrijk een mooi traject ontwikkeld dat boeiend was voor ons als OCMW en voor Colruyt, om vanuit privé-publiek elkaars wereld te leren kennen. En in het verhaal van ‘Aan tafel in 1-2-3 euro’ wordt 80 % van het werk nog steeds gedaan door Colruyt: zij maken de receptenboekjes en verzorgen de communicatie. Wij informeren mogelijk geïnteresseerden via maatschappelijk werkers en organiseren kookworkshops en winkelbezoeken. En daar moet je de perceptie bij de mensen wegwerken dat Colruyt enkel goedkoper is als je in bulk koopt. Want in functie van die receptenboekjes doet Colruyt ook acties op de ingrediënten voor de menu’s die er in staan. Uiteraard wil Colruyt ook mensen motiveren om méér te kopen. Maar als ik winkelbezoeken doe kijk ik niet meer naar grote prijsaanduidingen, maar raad ik mensen aan te kijken naar de kleine cijfers – de prijs per kilo of de prijs per liter – en dan maak je mooie prijsvergelijkingen.
De uitdagingen van het volksrestaurant
Een van de geplande deelacties in het OCMW-armoedebestrijdingsplan is de opstart van een volksrestaurant, dat momenteel volop in aanbouw is vlakbij de tunnel in de Doorniksestraat. Het restaurant moet in 2018 opengaan.
Vercruysse: In het volksrestaurant zal welllicht de keuze worden gemaakt tussen producten van drie verschillende herkomsten: de korte keten (het rechtstreeks kweken via o.m. de leerwerkplaatsen), via contacten met lokale landbouwers – waar mogelijks biologisch – en dan de raamcontracten voor de producten die je niet lokaal vindt.
De Coene: het volksrestaurant zal een goed evenwicht moeten vinden tussen het kunnen produceren op een zodanige manier dat de prijzen zeer toegankelijk blijven, en tegelijkertijd de nutteloze schakels in de voedselketen eruit halen. Enkel werken met voedseloverschotten zal niet mogelijk zijn. Het is toch altijd een beetje zien wat er voorhanden is die dag. We willen een zeer professionele organisatie zijn en je moet toch, als je een aanbod met een kaart wil, continuïteit hebben in de leveringen.

We voelen dat er een groeiende bewustwording is voor kopen en eten. Het volksrestaurant capteert een aantal dingen tegelijk: het is in eerste plaats een ontmoetingsplaats voor mensen die nergens binnen kunnen. Ik huiver van de kritiek dat we zoveel investeren in het volksrestaurant. Er is toch Poverello, hoor je zeggen. Dat is een opmerking van een ongelooflijke grofheid, die eigenlijk wil zeggen: als je arm bent moet je naar Poverello, uit ‘de gamel’ eten. Dat is het systeem van de gaarkeukens, en dat willen we niet, we willen dat mensen in comfortabele omstandigheden rustig iets kunnen eten, kunnen kiezen en kunnen betalen tegen een voor hen toegankelijke prijs waarbij je een rechtstreekse correlatie hebt tussen prijs en inkomen.
Het is daarnaast ook een tewerkstellingsproject. We gaan constant mensen klaarmaken voor knelpuntberoepen in de horeca. Het moet, ten derde, vooral ook een ontmoetingsplaats zijn, omdat we ook daar ter plekke, en niet in een balieomgeving, dienstverlening willen aanbieden. Maar we willen het niet exclusief maken, vandaar de naam volksrestaurant: iedereen moet er terecht kunnen. Wie het kan betalen zal de prijs betalen die er moet betaald worden, zodanig dat we wat meer subsidie verwerven voor de mensen die het moeilijker hebben. Je kan dus je bijdrage aan armoedebestrijding leveren door te gaan eten aan een marktconforme prijs.
Vercruysse: wat ik mooi vindt aan het project is dat mensen met een normaal inkomen veelal de keuze hebben of en waar ze buitenshuis iets willen eten. Mensen in armoede die dat willen doen hebben daar niet veel kans toe. Het volksrestaurant zal het mogelijk maken te kiezen waar je wil gaan eten. Het is een restaurantervaring zoals je die niet hebt in Poverello of in een woonzorgcentrum.
De Coene: we zullen er alleen zeer goed moeten over bewaken dat daarmee de drempel niet te hoog wordt, zoals bij sommige volkscafé’s die een hip karakter krijgen maar op den duur allesbehalve meer een volkskarakter hebben.
De toekomst van Food Act
Vercruysse: Food Act verzamelt momenteel ongeveer 6 à 7 ton voedseloverschotten per maand. Dat is gigantisch. We komen stilaan aan de grenzen van wat nog haalbaar is. Niet de afname is een probleem, maar het juist kunnen afleveren wel.
Een mogelijke oplossing zit in de creatie van een regionaal distributiecentrum. Dat proberen we nu te realiseren. Het is zoiets als Food Act, maar op een nog betere manier georganiseerd, dat we de voeding gedeeltelijk kunnen stockeren dat niet per se meteen moeten herverdelen. Dat zou lukken omdat we werken met retailers als Colruyt en Lidl, wier producten ook meerdere dagen houdbaar zijn (i.t.t. deze van Delhaize). Dat een dergelijke logistiek centrum er komt, is mijn droom.
Interview: Maarten Vanhee