Rachida Lamrabet is naast bekroond auteur en juriste een belangrijke opniemaker in het debat rond de multiculturele samenleving. In een peiling die De Morgen recent uitvoerde, werd zij beschouwd als een van de 10 invloedrijkste intellectuelen van Vlaanderen.
Op 9 februari was ze te gast in Kortrijk, op uitnodiging van de Unie der Zorgelozen en Vormingplus MZW. In een afgeladen Scala, de nieuwe uitvalsbasis van de Unie, ging zij in gesprek met Saïla Ouald Chaib (postdoctoraal onderzoekster in de mensenrechten aan de UGent) en Kristof Jonckheere, directeur van het Kortrijkse kunstencentrum BUDA. Samira Bendadi (MO* Magazine) modereerde het gesprek.
Een probleem dat er geen is
Lamrabet belandde voor het eerst in het oog van de storm met haar kortfilm ‘Project Deburkanisation’ uit 2017 (bekijk hier de film). Daarin voert Lamrabet zichzelf op als fictieve vrouw die haar recht op privacy wil gewaarborgd zien door het dragen van een boerka. Dat de overheid haar klederdracht en intimiteit wil controleren zonder aanwijsbare reden, is voor het door Lamrabet vertolkte personage onbegrijpelijk.
De kortfilm veranderde veel voor Lamrabet. “Een gezichtssluier staat bij velen voor vrouwonvriendelijk, voor een gevaarlijke vorm van islam. Hoe kon iemand die werkt voor een mensenrechtenorganisatie dit maken? Hoe kon zo iemand de gezichtssluier verdedigen? Want er bestaat een boerkaverbod (uit 2011, nvdr), een verbod op het dragen van gelaatverhullende gewaden in de openbare ruimte en op openbare plaatsen. Ik was ervan overtuigd dat ik als schrijfster zonder taboes over dit onderwerp kon schrijven”.
Want daar was het Lamrabet om te doen: om zo een grondig debat te kunnen voeren over de grenzen van onze mensenrechten. “De vraag is of wij het kunnen verdragen dat anderen zich beroepen op deze rechten op een manier die ons tegen de borst stuit. Blijkbaar ligt dat vandaag toch heel moeilijk.”
Saïla Ouald Chaib, die zelf onderzoek deed naar het boerkaverbod, begrijpt niet waarom Rachida zich had moeten verantwoorden voor haar keuze en aanpak. “We vragen ons beide af waarom de wetgever net dit onderwerp kiest om er een wet rond te schrijven.”
“Het boerkaverbod is een toonbeeld van hoe politici angst aanwakkeren”, aldus Saïla Ouald Chaib. Maar hoe moeten we als samenleving omgaan met de groeiende angst? Rachida Lamrabet: “Angst bestaat aan beide kanten, en die wordt opgeklopt door de media, door de geopolitieke gebeurtenissen en door politici. Daardoor groeit de angst voor ‘de vreemde’, voor ‘de andere’. Maar er is vooral de fundamentele bestaansonzekerheid van minderheden aan de rand van de samenleving. Hoeveel generaties je hier ook al bent, je blijft in de rand zitten, en dat hakt er erg in.” Saïla Ouald Chaib vult aan: “In plaats van angst te hebben voor de andere zouden we beter angst hebben voor uitsluiting, want dat is pas problematisch en gevaarlijk. Het goede nieuws is: we kunnen die angst zelf bestrijden, door de andere te leren kennen. Maar daarvoor moeten structurele discriminatie en uitsluiting wel worden aangepakt. Dat zijn toch belangrijkere problemen dan het handvol mensen dat een gezichtssluier draagt? Door een dergelijke wet te stemmen wordt er een probleem gecreëerd dat er geen is.”
Vrouwenlichaam
“Vanwaar die obsessie om het vrouwenlichaam te regelen?”, vraagt Samira Bendadi zich af. Lamrabet keert terug in de geschiedenis: “Ze bestond al in de 19de eeuw, toen Europese staten op zoek waren naar kolonies. Frankrijk heeft Noord-Afrika gekoloniseerd en daarbij was ook het motto: “Ayons les femmes, le reste suivra”. De Fransen noemden zichzelf de bevrijders die de Noord-Afrikaanse vrouwen vrij wilden maken. Net vóór de Algerijnse onafhankelijkheid in 1962 kropen vrouwen op het podium om hun hoofddoek in het publiek te gooien, als symbool van bevrijding. Maar op dat moment waren vrouwen in Frankrijk absoluut niet vrij. Voor alles wat ze wilde ondernemen was toen een voogd nodig. Maar de idee van de westerling als bevrijder en de moslim als barbaars en onderdrukker was toen wijdverspreid en dat idee bestaat nog steeds. Alleen zit daarachter een andere agenda.”
Niet zo universele rechten
‘Project Deburkanisation’ leidde tot scherpe kritiek uit politieke hoek en na een omstreden interview in Knack werd Rachida Lamrabet ontslagen bij UNIA, het het Interfederaal Centrum voor Gelijke Kansen en Racismebestrijding waar ze als juriste aan de slag was. Daarop schreef ze het boek ‘Zwijg, allochtoon!’. Daarin stelt ze onder andere de vraag of de vrijheid van meningsuiting voor iedereen geldt, dan wel of de regels veranderen als mensen met een andere origine zich in het publieke of artistieke debat mengen.
België beweert zich volgens Rachida te baseren op universele mensenrechten. Maar wanneer niet-Belgen deze rechten hier ook beginnen op te eisen, blijkt het land deze rechten minder universeel in te vullen dan gedacht. In Kortrijk formuleerde Lamrabet dezelfde conclusie: het al dan niet kunnen genieten van deze rechten blijkt afhankelijk te zijn van religieuze overtuiging, statuut of etnisch-culturele afkomst. “Die mensenrechten worden niet consequent toegepast.” Ze illustreert dit met een vraag die ze vanuit het Goethe-Institut ontving om als juriste en kunstenares ‘iets’ te doen rond privacy. Aan het project werkten internationale kunstenaar mee, en de vraag ‘wat is privacy’ kreeg dus een zeer diverse invulling. “Ik schreef het project in de context van angst en terreur, waarin een controlerende maatschappij meer en meer beknibbelt op rechten. Mensen worden bang gemaakt met het schrikbeeld dat we in een ‘onveilige samenleving’ wonen waar de privacy moet worden ingeperkt. Dat vinden de meesten niet erg, maar tegelijk worden daardoor weerloze mensen, zoals vluchtelingen, ernstig beperkt in hun grondrechten.”
Recht op vrije meningsuiting
Het valt Lamrabet op dat mensen die kritische kanttekeningen plaatsen bij de houding die de overheid inneemt tegenover minderheden, armen of werklozen agressieve reacties krijgen van de dominante groep. “Er zijn voldoende voorbeelden op te sommen: Dyab Abou Jahjah, ex- CD&V’er Youssef Kobo of de Nederlandse presentatrice en politica Sylvana Simons. “Ook sociologe Dounia Bourabain (VUB) kreeg een storm van kritiek over haar, toen haar onderzoek duidelijk maakte dat mensen met een kleur minder snel en minder vriendelijk werden behandeld in winkels. Het resultaat van haar wetenschappelijke onderzoek werd in twijfel getrokken, omdat ze van Marokkaanse origine was. Iemand die hier te gast is, wordt niet gehoord als zij of hij een andere mening heeft.”
Stem
“Ik weet wat racisme is. Ik weet wat genderongelijkheid is. Het zijn voor mij, in mijn leven, geen abstracte theorieën of droge cijfers. Ik ben opgegroeid in Antwerpen, op een moment in de geschiedenis dat ik, en vele anderen met mij, geen andere keuze hadden dan voortdurend standpunten in te nemen tegen racisme en discriminatie. Want die realiteit was daar, vanaf dat je een voet buiten je huis zette. Of het nu op school, aan de tramhalte of aan een loket van het gemeentehuis van Borgerhout was. Deed je dat niet, dan ging je ten onder. (…) Kunstenaars moeten doen waar ze zich toe geroepen voelen. Kunstenaars moeten vrij zijn om in hun kunst te spreken over wat zij willen. Het is niet de rol van de kunstenaar om de wereld te veranderen, dat is een te grote verantwoordelijkheid voor de kunstenaar alleen. Politici hebben beroepsmatig wel die verantwoordelijkheid. (…) Mijn kunst kan zich niet afzijdig houden van mensenrechten want ik maak deel uit van een minderheid van wie de mensenrechten voortdurend in vraag gesteld worden. En ik schrijf liever over die zaken die ik het best ken.
Maakt mijn engagement mijn kunst minder kunst?”
(… Uit R. Lamrabet, ‘Zwijg, allochtoon!’, Epo, 2017, p. 149 e.v.)
In Kortrijk vraagt Kristof Jonckheere van Kunstencentrum BUDA naar de keuze voor een kunstproject met een fictief personage. Voor Lamrabet was het een logische keuze: “Als kunstenares heb ik meer vrijheid dan als juriste. Ik wou een artistieke oefening maken, geen fundamentele analyse of studie van de gezichtssluier.”
Wat is de rol van kunst en kunstenaars in dit debat? Jonckheere ervaart niet dat kunstenaars van een andere afkomst noodzakelijk meer last hebben van censuur. Hij verwijst naar het werk van Dries Verhoeven (‘Ceci n’est pas Kortrijk’) dat in Kortrijk tijdens het Next-festival in 2016 was te zien. Een biddende moslim werd er tentoongesteld in de winkelstraat. Er ontstond onmiddellijk paniek: was dat wel gepast, zo kort na de aanslagen in Parijs.”
Jonckheere ziet het zo: “Kunst is er o.a. om ons met onze neus op onze pijnplekken te drukken. Het maakt op zich niet uit van welke nationaliteit of afkomst de kunstenaar is. BUDA biedt per jaar plek aan zo’n 200 kunstenaars – nationaal en internationaal – die in Kortrijk komen werken aan voorstellingen. Maar daar zit inderdaad weinig ‘kleur’ tussen. We zijn ons daar van bewust en we creëren sinds kort actief ruimte voor ontmoeting. Maar van de honderden aanvragen die we jaarlijks krijgen om bij BUDA te kunnen komen werken zijn er hooguit een handvol kunstenaars ‘van vreemde afkomst’. We moeten dus zelf actiever op zoek naar die stemmen.”
Nathalie Van Leuven / Jan Timmerman
Foto Rachida Lamrabet: Koen Broos
Tiens, die laatste zin heb ik blijkbaar gemist die avond. Ik had van Kristof Jonckheere eerder de indruk dat hij er niet erg van wakker lag. Ze staan open voor iedereen, dus verwachten ze van iedereen dat ze zelf wel de stap naar hen zullen zetten. En er zijn er genoeg die dat doen – witte mensen dan – dus er is geen reden om zelf actief op zoek te gaan naar andere stemmen, naar mensen die juist nog ondersteuning nodig hebben of kunnen gebruiken om die stap over de drempel te zetten. Niet dat hij kwaad opzet in de zin heeft, dat bedoel ik niet, maar ik zag ook geen actief engagement. En dan hou je de status quo mee in stand.
LikeLike