Bij de aankondiging van de lezing van Hans Claus op 21 maart in cultuurcentrum De Schakel in Waregem (i.k.v. de reeks Rondom Prison) had zonder problemen en in grote letters ‘non-conformisme’ mogen staan. Het inrichtingshoofd van de gevangenis van Oudenaarde is nl. een groot pleitbezorger van een andere manier van detentie. Het is een “verandering van paradigma”, zoals hij het zelf noemt. Niet iedereen is daar even gelukkig mee, maar het zal Hans Claus en zijn enthousiasme niet tegenhouden.
Twee foto’s, naast elkaar geprojecteerd. De oude gevangenis van Dublin (bouwjaar 1796) en de nieuwe van Beveren uit 2014. Er is niet veel verschil te merken. Alles draait, na al die jaren, nog steeds om 1 ding: controle. En om het oude idee van Rousseau: dat de mens goed geboren is (‘le bon sauvage’) maar door de omgeving en de maatschappij de verkeerde kant is opgestuurd. En dus is de remedie na de misdaad: afzondering, om de gedetineerde de kans te geven aan zelfonderzoek te doen. Het was “het internet van de Flinstones”, zoals Claus het noemt, en tegelijk ook een labo, om de criminele mens te onderzoeken.

We zitten dus nog steeds in datzelfde schuitje. Maar of het iets uithaalt? “Er zitten meer criminelen buiten de gevangenis dan er binnen”, beweert Claus, of ook: “de criminaliteit na de gevangenis is groter dan ervoor.” En dat de gedetineerde spontaan tot zelfinzicht komt, daar gelooft Claus niets van.
Mierrennesten
“Er zit geen lijn in wat ik zeg,” beseft Hans Claus glimlachend. In zijn enthousiasme dwaalt hij al wel eens af. Maar ook al moet je als toehoorder zelf de puzzelstukken bij elkaar leggen: zijn punt is wel duidelijk. Daarvoor moet hij even terug in de tijd, zijn eigen tijd, toen hij in De Nieuwe Wandeling-gevangenis in Gent begon te werken, halverwege de jaren ’80. Vol trots stelde hij er de vernieuwingen voor aan bezoekers, tot het besef kwam dat er eigenlijk weinig veranderd was, en dat hij moeite had “om er normaal te doen. Ik ondervond weerstand van een systeem dat op z’n best is als alle deuren dicht zijn. Het is een controle-instituut.”
In tegenstelling tot “mierennesten” als Vorst of Sint-Gillis, was de gevangenis van Oudenaarde een verademing voor Hans Claus. “Mijn werk werd er echt interessant en mijn zelfvertrouwen groeide, ik werd weer wakker. Ik leerde de gedetineerden kennen, hoewel het vaak zware criminelen zijn.” Oudenaarde is kleinschaliger, en dat is waar Claus naar toe wil. Maar ondertussen blijft België gevangenissen bouwen naar het oude model. Momenteel zitten 119 gedetineerden per 100 cellen. Bovendien is dit het land waar mensen het langst in detentie zitten.
Maar wil je naar herstel gaan – wat voor Claus de hoogste ambitie is – of op z’n minst naar reïntegratie van de gedetineerde, dan moet je responsabiliseren. “Maar daarvoor moet je wel normale leefomstandigheden scheppen om dit mogelijk te maken.”
Kleinschaligheid
“Ik was wakker geworden met een droom.” Die droom had een naam: detentiehuizen. Die droom leek aan te slaan, bij collega’s, criminologen, maar ook bij politici, die al snel kwamen aandraven met concrete vragen zoals: hoeveel kost dit? Hoe pakken ze dit in het buitenland aan? En was er wel een draagvlak voor zoiets? “Maar een draagvlak is er niet, dat moet je creëren. Uiteraard heb je de tijdsgeest nodig om iets te veranderen. Het penitentiaire zal niet op zichzelf evolueren, maar ik zie een transitie bezig op tal van vlakken. Een terugkeer naar kleinschaligheid zie je nu overal in de maatschappij. En er is niets méér toepasbaar voor kleinschaligheid dan de strafuitvoering, die zo dicht mogelijk bij de mens staat. Ook naar slachtoffers toe is dat het beste. Wat de dader precies doet tijdens zijn detentie moet geweten zijn voor de (familie van de) slachtoffers. Dat is veel beter dan een detentie die blind, weggestoken en grootschalig is. Als slachtoffer sta je dan in de kou en blijf je met veel vragen achter.”
Regen op een eend
Detentiehuizen streven naar kleinschaligheid, om uiteindelijk naar normaliteit te kunnen evolueren. “Een mens is een ruimtelijk wezen en een gevangenis is een ruimte. Dus wil je een andere gevangenis, dan heb je een ander gebouw nodig. Je moet de fundamentele vorm veranderen. En daar ontbreekt het de gevangenissen van vandaag aan. “Het is op een eend dat het regent”, zucht Claus.
Naast kleinschaligheid worden detentiehuizen nog gekenmerkt door twee principes: ze werken gedifferentieerd en zijn verankerd in de omgeving. Differentiatie op alle vlakken: de grootte van de huizen, het aantal gedetineerden bij elkaar (van 10 tot 30 personen), alsook de mate van omgang met de omgeving. “Heel vaak kopieert men de maatschappij in de gevangenis, maar zo werkt dat niet; je moet je net enten op de onmiddellijke omgeving, waardoor dergelijke detentie ook wordt aanvaard in die omgeving.”
De onvermijdelijke vraag komt uit het publiek: worden de gevangen daardoor niet gepamperd? Leven ze geen té comfortabel leven? Claus is stellig. “Echte criminelen zitten wellicht liever in een grote gevangenis. Daar is de controle oppervlakkig, is ze penitentiair. In detentiehuizen komen we dichter bij de inhoud: waar is iemand mee bezig, wat zijn de toekomstplannen? Wie nog geen zin heeft om zich te herpakken is meestal bang van deze vragen, die in de gevangenis vaak links worden gelaten.”
En trouwens, toen lang geleden de lijfstraffen werden afgeschaft en vrijheidsberoving als straf in de plaats kwam, klonk dezelfde kritiek dat gevangenen het toch wel iets té goed hadden.
Alweer die tijdsgeest, en Claus ziet het wel goed komen, ondanks “een aartsconservatieve bevolking” en de wet van de remmende voorsprong, die België eind 19e eeuw een penitentiaire voorsprong gaf, “maar ons sindsdien een beetje in slaap heeft doen sukkelen. Tegenwoordig is de ‘detentieschade’ aanzienlijk. Gedetineerden doen beter iets zinvols, om zo de criminaliteit naar beneden te halen. Nu willen we net het omgekeerde, ‘omdat ze het een keer verdienen’, maar daarmee maak je net méér slachtoffers.”
Maarten Vanhee
www.dehuizen.be
Meer over Rondom Prison op de aparte blog van dit traject.