Een maatschappij verandert voortdurend. Een organisatie die pretendeert de vinger aan de pols van de samenleving te houden, moet blijvend oog hebben voor deze veranderingen.
Aangewakkerd door een nieuw beleidsplan dat we volop aan het voorbereid zijn, spraken we de voorbije maanden met mensen die ons met kennis van zaken konden zeggen waar de maatschappij (onbewust) naartoe evolueert. Die ons een hint gaven van de weg die Vormingplus moet inslaan. Een van hen is professor Paul Verhaeghe (UGent), auteur van de boeken ‘Identiteit’, ‘Autoriteit’ en ‘Intimiteit’, en een gewaardeerde stem in het maatschappelijke debat. Eind vorig jaar, hadden we een afspraak met hem in Gent.
De eerste vraag is evident én veelomvattend. Wat valt er op als u naar de maatschappij van vandaag kijkt? Welke tendensen ziet u?
Verhaeghe: “Als je spreekt over tendensen ben je nooit zeker of je analyse wel klopt. We moeten eerder vertrekken vanuit de problemen die er zijn. Die kan je moeilijker betwisten. Neem bijvoorbeeld het gevoel van eenzaamheid dat veel mensen kennen. Dat is een feitelijkheid. Er bestaan nieuwe vormen van eenzaamheid: het gaat niet alleen meer over mensen die werkelijk sociaal geïsoleerd zijn, maar ook over mensen met een normaal sociaal netwerk die zich toch alleen voelen. Dat is een duidelijk effect van de ‘vervreemding’ die ik beschrijf in mijn laatste boek ‘Intimiteit’.
Vooral begeleiden
“Eenzaamheid is een psychologisch kenmerk, dus de kans op ‘beschuldiging’ is groot. De eenzaamheid wordt dan ironisch genoeg verklaard door de verantwoordelijkheid of de schuld bij die mensen zelf te leggen: iemand is eenzaam door een gebrek aan sociale vaardigheden en dus moeten hem of haar sociale competenties bijgebracht worden. Maar mensen zijn eenzaam omwille van de maatschappelijke organisatie die we de laatste 15 jaar opgebouwd hebben. Het is te gemakkelijk om altijd de omgeving of de ander te beschuldigen, maar de schuld eenzijdig bij het individu leggen helpt ook niemand vooruit.
Is ‘empoweren’ de oplossing?
Er schuilt een gevaar in het idee van ‘empoweren’ van mensen, omdat dit andermaal alle verantwoordelijkheid bij het individu legt. Bij wie ligt de ‘power’? Bij degene die de andere zal empoweren. De andere is per definitie de zwakste, de domste, de niet-opgeleide. Met zo’n aanpak versterk je de oorzaak van de problematiek. Door het empoweren loop je het risico de ander in een zwakkere positie te duwen, terwijl je die persoon er net moet uithalen.”
Vormingplus werkt steevast met groepen. Moeten we daar blijven op inzetten? Paul Verhaeghe antwoordt bevestigend, maar nuanceert tegelijk. “Vaak geven wij antwoorden op vragen die de mensen zich niet stellen. Terwijl je eerst moet nagaan wat er leeft in de groep, wat hun vragen zijn. Daaruit groeien mooie dingen. We moeten actief daarnaar op zoek gaan en dat is minder eenvoudig dan het op papier lijkt, ook al omdat veel mensen de taal van de hulpverlening hebben overgenomen: “Ik heb autisme/ADHD/burn-out”, “ik lijd aan eenzaamheid/hoogsensitiviteit/CVS” – precies alsof dat uniforme categorieën zijn.”
Hoe je dat kan doen? “Tijdens een stress-cursus kan je bvb. eerst uitleg geven over stress en mensen daarna uitnodigen om dat te vertalen naar hun eigen situatie, in hun eigen bewoordingen van hun eigen ervaringen; laat hen daarbij onderling overleggen en kijk wat er uit de bus komt. Vaak komen er andere vragen dan deze van de hulpverleners. Deze werkwijze komt neer op het model van de deliberatieve democratie, waarin mensen letterlijk hun stem kunnen laten horen. De groep kan een zeer krachtig instrument zijn om antwoorden te geven. We moeten af van het idee dat wij de antwoorden geven op vragen die wij bij hen veronderstellen. Vormingswerkers moeten vooral begeleiden om de eigenlijke vragen te horen en samen met de groep na te denken over wat er voor hen kan werken.”
Betekenis
“De groep in kwestie moet op voorhand een bindende factor hebben: een gemeenschappelijke problematiek, doel of toekomstperspectief. Een antwoord op de problematiek van eenzaamheid is precies het scheppen van gemeenschappelijke projecten, waarin mensen zich kunnen engageren en daarvoor erkenning krijgen van anderen. In de mate van het mogelijke moet je proberen individuele doelen te laten sporen met maatschappelijke doelen. Het is altijd aangenaam om je eigen aandeel te kunnen benoemen, naast de verwezenlijkingen van het geheel.”
Ziet u die spanning tussen individu en maatschappij ook in zingeving? Waar halen mensen nog ‘betekenis’ uit tegenwoordig?
“Tegenwoordig vooral uit het werk, en uit succesvolle prestaties – maar dat is vaak niet bevredigend. Een van de illusies van de individualisering is dat een individu zèlf zin aan zijn of haar leven moet geven. Dat is simpelweg onmogelijk, zingeving is altijd een collectief product. Het persoonlijke ís het relationele. Je kan maar zinvolheid bereiken in verhouding tot iemand anders. Betekenis, net als zingeving, wordt pas bevestigd als je het deelt met minimaal twee anderen. Zonder een collectief bestaat zin of betekenis simpelweg niet. De enige die in staat is tot een exclusief individuele zingeving is een psychotische patiënt, en dan hebben we het over waanzin.”