An* kreeg enkele jaren geleden een burn-out. Hieronder doet ze haar verhaal. Ze vertelt over de verschillende factoren die tot de burn-out leidden, over de reacties van artsen, collega’s en leidinggevenden, en over zelfzorg als voorwaarde om er weer bovenop te komen.
“Een deel van de oorzaken situeer ik bij mezelf. Ik leg een hoge lat, zowel voor mezelf als voor anderen. Wie zijn werk doet, moet dat zo goed mogelijk doen, en omdat ik dat zo vanzelfsprekend verwacht van mezelf, verwacht ik het eigenlijk ook van anderen. Maar niet iedereen is met dezelfde ingesteldheid aan het werk. Daarnaast ben ik ook een conflictvermijder. Ik vond (en vind) het moeilijk om collega’s aan te spreken over dingen die niet goed gaan wanneer je niet de chef bent. Daarom zei ik maar niets, en probeerde ik zelf de scheve situaties recht te trekken. Een derde oorzaak die ik bij mezelf leg, is dat ik mezelf heel erg vereenzelvigde met mijn werk. Dat is goed zolang alles goed gaat, want het betekent dat je je job met passie doet. Begin je je echter niet goed te voelen op je werk, dan verlies je een stuk van je identiteit.
Het ander deel van de oorzaken situeer ik buiten mezelf. Een beleidswijziging op het werk had verstrekkende gevolgen, niet alleen inhoudelijk maar ook praktisch en organisatorisch. Het team waarin ik werkte veranderde. Ik, die al die jaren zoveel van mijn job had gehouden, voelde me plots niet meer thuis op mijn werk. Ik had het idee dat ik mezelf niet kon zijn, en sloot me steeds meer af van mijn collega, bij wiens werk ik mij serieuze vragen stelde. Ik wou het allemaal kunnen loslaten, maar dat klinkt eenvoudiger dan gezegd.

Ik werd wakker met buikpijn omdat ik weer moest gaan werken, en ook thuis begon ik me af te sluiten. Ik ben op zich niet de grootste optimist, maar ik ben wel een bezige bij, enthousiast. Dat verdween. Ik sleepte me door mijn dagen. Ik sprak er verschillende keren over met mijn leidinggevende, die vooral vond dat ik de beleidswijziging niet kon verteren, en die geen stappen ondernam omtrent de andere dingen die ik meldde, waaraan wél iets kon gedaan worden.
Ik volgde een anti-stress-traject. Ik ging naar een loopbaancoach. Hij was het die me op een dag halt toeriep, en zei dat het tijd was om naar mijn huisarts te stappen. Ergens wist ik waarschijnlijk wel dat dat nodig was, maar ik ben ook een trots iemand. Ik had het gevoel dat ik moest plooien, toegeven dat het me teveel werd, en dat vond ik heel lastig.
Ik ging toch naar de huisarts, die me adviseerde thuis te blijven. Ik weigerde. Dat ze dat aanvaardde zonder discussie, heeft mij veel deugd gedaan. Ze behandelde me niet uit een ivoren toren, maar zag me als de persoon die aan het struggelen was met haarzelf en haar omgeving. Ze zei me iets als: ‘Mijn deur staat open, als je voelt dat het bergaf gaat, kom terug.’ Natuurlijk wist zij dat het nog meer bergaf zou gaan, en ik ben effectief enkele keren gegaan, en telkens heb ik het ziektebriefje geweigerd. Tot één bepaalde gebeurtenis op het werk, de spreekwoordelijke druppel, mij ertoe gebracht heeft een nieuwe afspraak te maken, met ziekteverlof als doel. Ik legde de afspraak vast op donderdag en kon de maandag erop gaan. Vanaf donderdag tot het moment waarop voor mijn huisarts zat, was ik constant in dilemma: ik ga, ik ga niet, ik ga, ik ga niet. Maar ik ben gegaan en ik ben in tranen uitgebarsten. Het moment dat de huisarts een half jaar eerder had aangekondigd, was effectief aangebroken. Ik moest er een dal voor door, maar op dat moment was de maat echt vol, en was het ook voor mij heel duidelijk: ik had geen andere keuze meer dan stoppen. Mijn werk was al die ellende niet waard.

De huisarts schreef me drie weken ziekteverlof voor. Ze had er vier willen geven, maar ik was overtuigd dat ik op de eerste dag van de volgende maand weer aan de slag ging gaan. “Geen probleem”, zei ze, “kom binnen twee weken nog eens langs.” Bij mijn volgende consultatie besefte ik: natuurlijk is dit niet opgelost. Drie weken was niet genoeg.
Toch had ik me, vanaf het moment dat ik mijn ziektebriefje in handen had, meteen pakken beter gevoeld. Ik merkte ook onmiddellijk dat ik thuis veel rustiger was, minder afwezig, meer mezelf opnieuw. Ik herinner me dat ik op een avond aan tafel dacht: ‘Hé, ik ben weer aan het lachen.’ Die confrontatie, dat het al zo lang geleden was dat ik nog eens hartelijk had gelachen, bevestigde dat ik de juiste keuze had gemaakt. Dat ik opnieuw mezelf werd, was een grote geruststelling, want op den duur begon ik overal aan te twijfelen: misschien lag het probleem niet op mijn werk, maar aan mijn thuissituatie? Niet dus.
Mijn huisarts schreef geen medicatie voor, dat zou ik ook niet gewild hebben. Wel zei ze: “neem elke dag de tijd om gezond te koken, en zorg dat je dagelijks een uur in beweging bent.” Heb ik heel trouw gedaan. Ik bracht de kinderen ’s morgens naar school en dan zat ik vaak anderhalf, twee uur in complete stilte sudoku’s in te vullen aan de keukentafel. Dat is een beeld dat mij heel hard bijgebleven is: de rust die ik nodig had om te bekomen van al die maanden negatieve stress die ik had doorstaan.

Ik mag mezelf gelukkig prijzen met een begripvolle familie en vriendenkring. Ook op mijn vrienden onder mijn collega’s kon ik echt rekenen. Zij verzekerden mij dat ik helemaal niet zo onmogelijk was als ik zelf soms begon te geloven, verzekerden me dat ik al altijd een normale, aangename collega was geweest.
Wat mij het meest ontgoochelde en pijn deed, maar mij ergens ook heeft gesterkt, was de onverschillige reactie van mijn werkgever op mijn afwezigheid. Drie maanden was ik afwezig en de personeelsdirecteur heeft nooit ook maar iets laten weten, zelfs geen ‘bedankt, ik heb je ziekte-attest goed ontvangen’. Ook van mijn rechtstreeks leidinggevende kreeg ik misschien 2 mailtjes, en dat was het dan. Dat heeft me echt gekwetst, en me doen beseffen dat ik uiteindelijk maar een nummer ben voor hen. Geloof me, dat doet je echt wel nadenken over je engagement, over die vereenzelviging waarover ik het had.
Na een drietal maanden ben ik herbegonnen. Mijn huisarts wou mijn ziekteverlof gerust verlengen, maar ik had het gevoel dat langer thuisblijven het verschil niet meer zou maken, maar de terugkeer enkel nog moeilijker zou maken. Ik ben opnieuw begonnen en kreeg van amper één collega een vriendelijke goedendag. Ook van de leidinggevenden hoorde ik letterlijk niets. Dat vond ik oprecht heel erg, maar tegelijk raakte het me niet. Dankzij mijn ziekteverlof had ik afstand genomen van de hele sfeer die mij naar beneden haalde, en ik ben me constant bewust geweest van het feit dat ik die afstand moest bewaren, dat ik niet opnieuw bergaf mocht glijden.
Uiteindelijk begon het tij te keren. De onmogelijke collega, diegene die mijn emmer had doen overlopen, verdween van de werkvloer, en iedereen herademde. Stilaan werden nieuwe verbindingen met elkaar gemaakt, de focus ging weer naar de job en naar ons gemeenschappelijke doel. De sfeer werd beter, dat komt ook de verdraagzaamheid tegenover elkaar ten goede, en ik voelde steeds meer: ik kom opnieuw graag werken. Ik ben blij dat ik geen ontslag heb genomen – want op een bepaald moment stond ik héél erg dicht bij een andere job. Al heeft het lang – meer dan een jaar – geduurd voor ik dat positieve gevoel zo letterlijk durfde benoemen.
Nog steeds blijft een stuk van mij erg alert, ik probeer nog steeds een zekere afstand te bewaren, wellicht uit angst om nog eens zo geraakt te worden. Wat ik nu veel beter kan dan vroeger, en dat helpt mij, is mij focussen op míjn zaken. Gebeuren er dingen waarmee ik niet akkoord ga maar die mij niet rechtstreeks aanbelangen: ik laat het passeren. Vind ik iets net niet goed genoeg maar ik ben de verantwoordelijke niet: ik laat het passeren. Ik probeer me minder verantwoordelijk en aangesproken te voelen.
Mijn lat voor mezelf ligt nog steeds even hoog, maar ik maak meer onderscheid tussen wat mij aangaat en waaraan ik iets kan doen, en wat verder van mij af staat. Ik verwacht ook niets meer van mijn leidinggevenden, en op zich vind ik dat erg en helemaal niet correct. Het welzijn van hun werknemers zou van prioritair belang moeten zijn. Maar door niets te verwachten, kan ik ook niet ontgoocheld worden – dat is het mechanisme dat erachter zit. Ik focus me op de collega’s op wie ik kan rekenen, en die ook op mij mogen rekenen. Tegenover de anderen bewaak ik veel strikter mijn grenzen.
Aan wie te kampen heeft met een burn-out wil ik graag zeggen: zorg voor jezelf, en automatisch – al zal het misschien langer duren dan je wil – kom je weer boven water. Overhaast niets, en hou nauw contact met jezelf en hoe je je voelt. Zorg voor enkele vertrouwenspersonen, en onderneem dingen die los staan van je job. Doe die dingen die je graag doet, zonder schroom en schuldgevoel. Je bent niet aan het profiteren, je hebt geen vakantie: je bent aan het herstellen. Vind jezelf terug, en omarm jezelf. Je bent oké. Je bent oké en het komt goed.”
* An is een schuilnaam
Volg het burn-outproject ‘De kanarie in de koolmijn’ via burnoutkanarie.be. ‘De kanarie in de koolmijn’ wil met forumtheater de maatschappelijke oorzaken van burn-out onderzoeken en aanpakken. Dat doen de spelers van de voorstelling samen met het publiek, dat zo mee oplossingen aanreikt in de strijd tegen burn-out.